De ziekte van Dupuytren kan alleen met een operatie en handtherapie als nazorg worden behandeld. Het doel van de behandeling is om ervoor te zorgen dat u uw vingers weer kunt strekken en de beweeglijkheid in uw hand terugkrijgt. Er zijn twee operatieve behandelingen mogelijk. Deze lichten we hieronder kort toe.
De naaldmethode
Bij de naaldmethode worden kleine gaatjes in de streng geprikt, waardoor de streng breekbaar wordt. Hierdoor breekt de streng, waardoor de vinger weer rechter of helemaal recht wordt. Het voordeel van deze methode is dat het onder plaatselijke verdoving kan plaatsvinden.
Of deze Dupuytren behandeling geschikt is, hangt af van hoe de strengen door de handpalm lopen. Het Dupuytren weefsel verdwijnt bij de naaldmethode niet, maar het is wel mogelijk dat de verdikkingen/strengen minder zichtbaar worden.
Chirurgische ingreep
Via incisies in de huid wordt het Dupuytren weefsel grondig verwijderd. De kans dat de strengen weer terugkomen, is hierdoor klein. De nazorg van deze Dupuytren behandeling is echter redelijk intensief. In een periode van vier tot acht weken na de operatie mag u uw hand niet gebruiken, behalve voor oefeningen om stijfheid door zwelling en littekenweefsel tegen te gaan.
Na de operatie krijgt u een drukverband dat ongeveer twee dagen mag blijven zitten. Binnen vijf dagen (uiterlijk zeven dagen) begint onze nazorg door middel van handtherapie.
De handtherapeut beoordeelt of u een spalk nodig heeft. Een strekspalk is soms nodig om littekenverkorting te voorkomen en om de buigpezen zachtjes op te rekken. Deze spalk hoeft u alleen ‘s nachts te dragen. Daarnaast geven wij u oefeningen mee voor thuis. Dit vroegtijdig oefenen is noodzakelijk, omdat in deze fase ook de littekenvorming begint.